Goden en Tempels

De Romeinen hadden hun eigen geloof. Dat hadden ze meegenomen uit veroverde landen. Ze dachten dat overal goden zaten, in bomen, in de lucht, onder vulkanen enz. In Rome mochten buitenlanders, bijvoorbeeld uit Perzië, Griekenland, Israel en Egypte ook hun eigen godsdienst hebben. Ze moesten in het openbaar alleen wel eerbied hebben voor de Romeinse goden. Voor elke god was er wel een tempel. Op het Capitool, een berg in de beurt ven Rome, lagen nog drie tempels voor de belangrijkste goden, Jupiter, Juno en Minerva. De Romeinen bouwden in de stad Rome ook nog eens het Parthenon, wat letterlijk “voor alle goden” betekent. De Romeinen offerden ook veel. Als er door Augustus een gebed werd gedaan moest er een stier komen. Ze hielden hem heilig graan voor, Als hij er van at was hij een geschikt offerdier. Als de stier geschikt was werd hij bewusteloos geslagen. Daarna werd de lever er uitgehaald. Als de lever goed was, was het gebed verhoord.

Veel Romeinse goden zijn afgeleid van de Griekse. In deze tabel zie je welke:

Romeinse god  Griekse god  Functie
Jupiter  Zeus Oppergod
Juno  Hera  Vrouw van de oppergod, godin van het huwelijk
Minerva Athena  Godin van de wijsheid
Mars  Ares  God van de oorlog
Diana  Artemis  Godin van de jacht
Neptunus  Poseidon  God van de zee
Pluto  Hades  God van de onderwereld
Sol   Helios God van de zon
Venus  Aphrodite Godin van de liefde
Vulcanes  Hephaistos God van het vuur
Apollo  Apollo God van de muziek
Amor  Eros God van de liefde
Aurora  Eos Godin van de dageraad
Ceres  Demeter Godin van de vruchtbaarheid
Mercurius  Hermes Boodschapper der goden, god van de handel
Saturnus  Dionysses God van de wijn

zeus

huisaltaar

Bij alle rijke Romeinen in huis staat een klein huisaltaartje. Daar werd een van de huisgoden aanboden. Voor het eten werd altijd van elke maaltijd wat bij het altaartje gezet. Arme mensen hadden poppetjes van klei die ze eerden. Sommige keizers werden na hun dood vereerd als goden. Die stierengod Mithra was erg populair bij de soldaten. Mithra was oorspronkelijk een god uit Perzië, hij was de god die na de dood besliste of je naar de hemel mocht of dat je naar de hel moest. De Romeinen geloofden ook in watergoden. In een Romeins meer zijn meer dan 12.000 muntstukken teruggevonden.

huisaltaar

Cristelijk geloof

In het begin werden Christenen in het Romeinse rijk ernstig vervolgd. Ze mochten hun doden ook niet op het normale kerkhof begraven, dus ze bouwden catacomben. Catacomben waren gangen onder de grond, de lijken werden in nissen in de muren gelegd. Als een aantal Christenen bijeen kwamen was dat ook altijd in een catacombe. Daar konden ze niet opgemerkt worden. Als een Christen opgepakt was moest hij meestal in het Colosseum vechten tegen gladiatoren. Een afschuwelijke gewoonte van keizer Nero was dat hij op feestjes Christenen aan een paal bond, ze met teer overgoot en ze dan gebruikte als fakkels. Het Christendom is in het Romeinse rijk belangrijk geworden door Constantijn de Grote. De nacht voor een grote slag had hij een droom gehad van een kruis dat voor de zon hing. Hij hoorde er een stem bij die zei: “Met dit teken zal je overwinnen”. Hij liet toen vlug dat teken op alle schilden van zijn troepen schilderen. En Constantijn won de slag. Toen is hij Christen geworden. Hij maakte de oude Griekse stad Byzantium de Christelijke hoofdstad, Constantinopel. Hij liet ook erg veel kerken bouwen. In 313 n. Chr. voerde Constantijn het ‘Edict van Milaan’ in. Dit betekende dat het Christendom niet meer verboden was. Steeds meer mensen bekeerden zich tot het Christendom. Tachtig jaar later werden alle andere godsdiensten verboden en was nog alleen het Christendom toegestaan.

legenden en mythen

Legenden en mythen zijn verhalen over goden en helden. De Romeinen waren er dol op. Ze werden ook aan kinderen verteld. Dit is zo’n verhaal:

De jonge god Prometheus had vuur gestolen en aan de mensen gegeven. Als straf daarvoor was hij aan een rots geketend. Een adelaar kwam langs, en zei dat hij door Zeus gestuurd was en dat hij de lever van Promotheus er uit kwam eten. Die nacht groeide de lever er weer aan. De adelaar kwam de volgende dag weer terug en at zijn lever weer op. Zo ging dat dagen, maanden en jaren lang. Totdat op een dag de adelaar weer kwam. Prometheus zat te glimlachen. De adelaar vroeg waarom. Op dat moment greep Prometheus de nek van de vogel vast. Hij zij dat zijn grote vriend Odysseus zijn ketenen verbroken had. Odysseus liet zich zien. Prometheus zei ook nog dat Odysseus de vogel zou vermoorden. Maar eerst zou hij zelf de lever van de adelaar opeten. “Want”, zei hij, ”niets is zo zoet als wraak”.
De basis van dit verhaal komt van de Grieken.

 prometheus